top of page
Zoeken

'What the Hell?'


Het is grijs en koud, maar droog. Ik wandel iets te laat door de straten naar het plekje op de Scheldekaaien. De stad voelt anders. Er is een grote bedrijvigheid bij de bakker op de hoek en er lopen veel mensen met een hoed op. Pas dan sta ik er bij stil dat het een feestdag is. Het is 11 november, bevrijdingsdag. Op mijn route zie ik een kapotte ventilator op de grond liggen. Ik kijk er naar en zie meteen mogelijkheden en andere functies voor het kapotte ding. Maar ik het laat alles liggen, want ik ben al wat laat. Ik ben graag stipt en wil voor dit onderzoek ook de nodige discipline aan de dag leggen. Eenmaal aangekomen begin ik aan mijn balletles. Maar het voelt anders. De man met het joggingpak is er niet vandaag. In zijn plaats zie ik een oudere dame met een kleurrijke outfit. We begroeten elkaar vriendelijk en gaan elk verder met onze bedrijvigheid. Zij doet aan wandelen op tempo, ik doe mijn tendus. Maar alles is anders vandaag. Er lopen kinderen voorbij, ik hoor één van hen ‘What the Hell?’ roepen. Het meisje wijst naar me. De andere twee lachen luidop. Een koppel, met hoed, struint voorbij en blijft lang kijken. Een man komt aangewandeld en blijft even staan voor hij afslaat om de kade te verlaten. Aan de overkant van de geul is er veel animo. Kinderen en passanten ontmoeten elkaar en praten luid.

Het gevoel dat ik hier bij krijg is niet duidelijk omlijnd voor mezelf. Er hangt een soort verwachting in de lucht. De mensen die voorbij wandelen verwachten iets. Het is hun vrije dag en ze willen iets ervaren. Rust, plezier, amusement, ... Ik weet het niet, het is louter een veronderstelling. Het voelt zo. In de verte hoor ik de autostrade en het is duidelijk druk. Naarmate de tijd voorbij gaat, wordt het ook aanzienlijk drukker in de buurt. De stad zwelt aan, welt op... Mijn plekje krijgt een andere functie en ik weet niet goed hoe ik me daartoe moet verhouden. De mensen die voorbij komen willen graag iets zien. Maar ik doe dit niet om iets te laten zien. Ik doe dit in de eerste plaats voor mezelf. Het past niet, het schuurt, zoals mijn voeten over de kleine kiezels onder mijn voeten. Ik blijf voortdurend hangen met mijn schoenen aan de scherpe kanten van de stenen en ik heb het gevoel te stuntelen. Deze frictie wordt steeds groter en ik voel innerlijke weerstand. Ik word streng voor mezelf, vind dat mijn benen beter gestrekt moeten worden, mijn knieën beter uitgedraaid, mijn rug rechter... Dit gevecht met mezelf houdt even aan, tot ik aan het einde van de oefeningen ben gekomen. Gefrustreerd, in weerstand, in chaos verwissel ik de dansschoenen voor de gewone schoenen en wandel terug naar huis. Daar ligt de ventilator. Hij is stuk, maar is wel nog steeds een ventilator. Nu heeft hij potentieel in andere taken. Een lampenkap misschien? Een oude vrouw schuifelt over de kasseien van de straat. Ze bekijkt haar omgeving, rustig en traag. Een jong koppel komt snel en luid aangewandeld, wijzend naar ramen en auto’s. De verschillende snelheden, maar ook de verschillende aandacht voor de stad valt me op. Nooit gedacht dat een kapotte ventilator een metafoor kon worden voor mijn plekje aan de Scheldekaaien.

Het voelt alsof ik mijn plekje opgeef voor vandaag, ik leg het in de handen van de andere gebruikers. In mijn achterhoofd sluimert een boek dat ik even opzij heb laten liggen, De spektakelmaatschappij van Guy Debord. Het is misschien een goede dag om dit toch terug bij de hand te nemen.


Debord, G. (2015). De spektakelmaatschappij en commentaar op de spektakelmaatschappij. Utrecht, Uitgeverij Ijzer.

23 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

コメント


Post: Blog2_Post
bottom of page