top of page
Zoeken

Tussen kunst, politiek en de openbare orde.


Alles zit in de tas. Doekje om de balustrade schoon te maken, dansschoenen, water... Het is koud, zo’n 7 graden celsius. Maar vastberaden trek ik naar het plekje aan de Scheldekaaien. Er hangt mist boven de Schelde en het voelt alsof het nog vroeg op de dag is, toch is er bedrijvigheid op weg naar mijn plekje. Joggers kruisen de voetpaden en fietspaden langs de straatkant. Er is best veel autoverkeer, meer dan anders. Honden laten hun baasje uit in een grijs en guur herfstweer. Op mijn plek aan het water is het rustig, bijna doods. De man in het joggingpak is vroeg vandaag en we wisselen een welgemeende goeiemorgen uit. Wij herkennen elkaar in de fysieke ontmoeting met elkaar en met onszelf. Niet lang na de eerste oefening, de plié, komt er een politiebusje aanrijden. Ik kan me niet van de gedachte of de vraag ontdoen of ze misschien voor mij komen. Ze rijden inderdaad tot vlak bij me, maken een hele tour rond het platform naast me en parkeren zich, met de achterkant naar mij gericht, subtiel maar aanwezig op het laatste stukje rechte kade. Daar blijven ze zeker 20 minuten staan. Kijken ze in hun zijspiegels naar mijn bewegingen? Vragen ze zich af wat ik van plan ben? De rest van de kade is leeg. Ze zijn niet echt iemand anders aan het bekijken, want de kade is verder volledig leeg. Zou iemand me als verdacht hebben beschouwd? De man met het joggingpak komt terug voorbij op zijn terugreis en trekt de wenkbrauwen op en maakt een knik richting busje. Hij lijkt verbaasd. Ik ga er voorzichtig van uit dat zijn verbazing zich ook rond de aanwezigheid van de politie situeert. Vandaag gebeurt wat ik eigenlijk wel had verwacht. Je bent een vreemd element binnen de openbare orde wanneer je ballet oefent in de openbare ruimte. Ik heb net een tekst van Pascal Gielen gelezen (Gielen 2015). Deze tekst handelt over de grijze zone tussen legaliteit en illegaliteit wanneer artiesten en sociaal geëngageerde partners zich manifesteren op common ground in wat hij de Common City noemt. En daar bevind ik mij nu. Ik heb nog geen sociaal geëngageerde partners, ik ben nog geen alliantie aangegaan. Maar ik manifesteer me wel als artiest op deze openbare plek in deze stad. Dit is wel een politiek statement. Door mijn actie, mijn spelende verhouding met mijn kunst op een plek die daar niet voor ontworpen is, maar die ik nu die nieuwe functie toedeel, zet ik druk op de gevestigde stedelijke orde. Hoe klein ook, dit valt niet te ontkennen. En pas dan valt me op dat ik binnen kan kijken in het gerechtsgebouw langs de Scheldekaaien en de advocaten in hun toga’s kan zien pleiten. Het gebouw van het vredegerecht van Antwerpen maakt deel uit van mijn décors. Het is wel mooi dat het net het vredegerecht is. Wat doet de vredegerecht? Wat is een vrederechter?

De vrederechter is de rechter die het dichtst bij de burger staat. Hij houdt zich bezig met alle problemen in verband met het gezinsleven, buurtbewoners en buren, de woning of zaken die ons nauw aan het hart liggen.

Kijk, de stad en haar samenleving ligt me nauw aan het hart. En door kunst kan ik me verhouden tot deze samenleving. En de burgers in het gerechtsgebouw zijn op het moment van mijn actie ook zeer intens aan het zoeken naar hun verhouding met dezelfde samenleving. Ik vanuit de openbare ruimte, zij vanuit hun beslommeringen of disputen. Maar we zijn zeker verbonden. De politie rijdt weg en ik glimlach. Ik voel namelijk een nieuw soort potentieel. Want wat zij niet zagen is dat hier tussen de burgers in het gerechtsgebouw en mezelf een veelbelovend element ligt, kunst. Dit is een alliantie!


Bron:

Gielen P. (2015) Performing the Common City, On the Crossroads of Art, Politics and Public Life. Amsterdan: Valiz

46 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page