top of page
Zoeken

koude handen

Bijgewerkt op: 4 apr. 2023


De weer app vertelt me dat het 6° is.

Het zou droog blijven en er staat een matige noorder wind.

De voorbije dagen heeft het zo veel geregend dat ik wantrouwig denk aan de ondergrond. Stevige schoenen dus.

Ik besluit dat ik geen handschoenen meeneem. Want ik fiets niet vandaag.

Ik zal te voet naar de wijk gaan. Het is ooit al kouder geweest dan 6°, ik schat in dat ik dit ook wel zonder handschoenen kan.


Mijn fiets is stuk. Op dinsdag had ik hem tegen een boom op een plein geparkeerd. Op het plein parkeren soms ook automobilisten, ook al mag dat niet. Toen ik mijn fiets terug ter hand wilde nemen, stond het stuur zo verwrongen en alle spanbandjes van mijn krat waren gesprongen. De fiets had overduidelijk een stevige trek of duw gekregen van een grote wagen.

Fietsen was absoluut niet meer mogelijk.


De weg die ik vandaag te voet afleg, doe ik normaliter met de fiets. En ik voel het verschil. Andere dingen vallen me op. Ik ben hoopvol, wat zou ik allemaal zien waar ik de vorige zondagen aan voorbij ben gegaan?

De fles water op een vensterbank waar sigarettenpeuken in verzameld zijn.

De plastic zak in het boomperk.

De zieke duif in een hoekje van het raam aan het wassalon.

Het reclamebord van de snack bar; 10% korting bij meenemen.

Het gebroken glas aan de glasbak weerkaatst geen licht, maar absorbeert het grijs van het wolkendek.


Bespeur ik daar teleurstelling?

Weer voel ik wantrouwen.

Waarom lukt het me niet om mooie dingen te onderscheiden?

Of waarom lukt het me niet om de schoonheid in deze dingen te zien?

De druk op mijn waarneming wordt sterker.

De wind is heel koud. Ik bedenk me dat ik toch beter die handschoenen had meegenomen.

Zelfs mijn inschattingsvermogen is niet te vertrouwen.


Wanneer ik het park van de wijk betreed, zie ik geen duiven.

Wel zijn er veel wandelaars met honden aanwezig.

Sommige wandelaars hebben zelfs een aantal honden tegelijk bij.

Het park is gevuld met een treffen van honden en mensen.

Vrouwen en mannen praten. Ik hoor dialogen over spelen, bang zijn, oefenen, loslopen en proberen.


Ook op het pad naast de bank is het een bedrijvig ontmoeten.

Geblaf, gehijg en het geritsel van plastic zakjes.

Ik ben heel erg bijkomstig op deze plek. Misschien zelfs een tikkeltje misplaatst.

Mogelijks voelden de duiven dit net zo aan, en zijn ze daarom vandaag zo afwezig?

Ik herken de mensen niet.

Een kraai vliegt over.


Schroom overvalt me.

Het voelt alsof ik het pad in beslag ga nemen. Volgens mij heeft het zo nog nooit gevoeld.

Ik zoek bevestiging bij het raam van mevrouw W., maar haar licht is gedoofd en ik zie haar niet zitten. Mijn blik zoekt de man met de hond. Hij komt in de verte het park binnen gewandeld. Zijn aanwezigheid zet me in beweging. De wind doet zijn best me te doen wankelen. En het lukt hem. Dit is geen matige wind. Waarom zei mijn weerapp dat dan? Deze wind snijdt in mijn handen. Ik vraag me af wat de gevoelstemperatuur zou zijn. Geen 6°, zeker weten.


De man met de hond heeft verdriet en weinig woorden. Dat mag. Uit respect voor zijn context graven we vandaag niet onnodig in zijn bestaan. We houden het op het vaststellen van de koude wind, het moeilijke in het leven en de hoop op betere tijden.

Wat wel buitengewoon is, is dat we beiden vergeten ons treffen van volgende week te bevragen en te bevestigen. We sluiten niet af met 'tot volgende week'.

En ik weet niet wat opvallender is op dit moment. Het ontbreken van het vooruitzicht op het weerzien, of de pijn in mijn handen.

Ik besluit in mezelf dat de pijn in mijn handen en het verlangen naar de bevestiging van de man in het niets valt bij het verdriet van de man en zijn familie.

Wat ben ik toch een aansteller.


Mijn bewegingen blijven overwegend klein vandaag. Ook al huist in mij de motivatie om iets aan de wijk te schenken. Het leek me een goed idee bewegingen terug te schenken aan de omgeving.

Hoge gestrekte benen en diepe buigingen.

Open armen en handen, naar buiten bewegende gestes. Maar het lukt me niet goed.

Wanneer ik mijn handen in de lucht gooi, blaast de wind ze terug dicht tegen mijn lijf.

En ondertussen worden honden teruggefloten.


Ik voel me ook teruggefloten.

Dit trekt op niets vandaag!


En wanneer ik heel eerlijk ben, weet ik ondertussen hoe dat komt.

Niet enkel mijn handen zijn koud. Ook mijn hoofd is koud. En mijn hart is koud.

Deze dag begon met een idee van wantrouwen. Wanneer wantrouwen zich in je nestelt, bekijk en ervaar je alles vanuit dat wantrouwen. Dan wordt het grijs. Dan zie je weerspiegeling van het licht niet meer.

Iemand die vervuld is van wantrouwen, vindt de mogelijkheid niet om waarachtig waar te nemen.

Vertrek je vanuit wantrouwen, dan ben je niet in staat om je open te stellen en je te verbinden met je omgeving. Laat staan met de ander die deel uitmaakt van die omgeving.


*Hannah Arendt maakte ons hier al attent op in 1951 met haar boek The Origins of Totalitarianism.

En ik wil niet cynisch worden, dus houd ik het dicht bij mezelf. Ik was vanochtend wantrouwig over het weer. Daarna was ik wantrouwig over mijn perceptie van de omgeving.

Maar ook over de omgeving zelf werd ik wantrouwig. Of toch zeker over wat anderen met deze omgeving deden. Zo zag ik zwerfvuil en lelijkheid. De schoonheid onttrok zich aan mijn beleving. Ik verplaatste dus het wantrouwen en de verantwoordelijkheid van mezelf naar de ander. Hierna werd ik wantrouwig over de mensen in het park en wantrouwde ik mijn eigen deelname aan de omgeving. Hierdoor wantrouwde ik mijn lichaam en kwam ik niet verder dan een intentie vrijuit te dansen. Mijn bewegingen bleven klein, er gebeurde niets. Ik voelde zelfs wantrouwen over de zekerheid de man met de hond volgende week te ontmoeten.


Wanneer wantrouwen zich nestelt in deze kleine dingen, trekt het een schaduw over het licht.

Het enige dat dit wantrouwen kan bedwingen is het vertrouwen. Vertrouwen en verbinding brengen mogelijkheden.

We mogen niet vergeten immer naar deze mogelijkheden te zoeken.

En wanneer het zoeken moeilijk gaat, dienen we elkaar bij de handen vast te grijpen. Niet elkaar te ontwijken.

Mijn handen zijn koud, maar wanneer ik ze in de palmen van een ander leg scheppen we samen de mogelijkheid ze terug warm te maken. Deze mogelijkheid verdient de erkenning die ze toebehoort. Er is geen diepere erkenning mogelijk dan de beweging van deze geste door te geven. Door onze handen met elkaar te verbinden tot een uitgesponnen netwerk. In deze geste ligt onze menselijkheid.


**In een interview in 1964 zei Arendt; "We weven een draad in het web van menselijke relaties. Elke nieuwe draad houdt een risico in. We weten niet wat het resultaat zal zijn. Er ligt een risico in het menselijke handelen. Dat risico kunnen we enkel nemen door een vertrouwen in het menselijke van de mens."


De man met de hond riep me wel 'Prettig weekend' toe. En ik riep 'Prettig weekend' terug.


Ik zou kunnen zwelgen in teleurstelling in mezelf. Iemand met verdriet wens je toch geen prettig weekend. Maar ik kies er voor om te vertrouwen in de man.

Ik geloof in zijn menselijke capaciteit om 'prettig' in beschouwing te nemen en hieruit te distilleren wat voor hem voor toepassing kan zijn voor de korte tijd dat dit weekend nog rest.

En voor volgende week koester ik de hoop op warme handen. Zodat ik in staat zal zijn de schoonheid van onze wekelijkse ontmoeting te erkennen.




Bronnen:


* Arendt, H., 1951, The Origins of Totalitarianism, Schocken Books, New York.

** Arendt, H.,1964, What Remains? (Full Interview with Günter Gaus), {Video}, geraadpleegd op 1 april 2023, van https://youtu.be/dVSRJC4KAiE










20 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page