top of page
Zoeken

ik laat het aan de duiven


Het is 8°, ik val in herhaling. Waarom is het zo vaak 8°? Ok, soms 9°, soms kouder, maar 8° lijkt een constante. Het gaat me vervelen. Gisteren was het 15°. Dat deed deugd.

Vandaag regent het. Dat verveelt me niet, daar zit ik hoogstens mee verveeld. Ik neem mijn regenjas van de kapstok en steek mijn handschoenen in mijn jaszakken. Aan de zolen van mijn zware bottines hangt nog slijk van enkele weken geleden. In een flits vraag ik me af of ik ze binnenkort eens zou moeten schoonmaken.


Nee, dat ga ik dus niet doen. De groeven in de zolen zijn een archief aan materiaal uit de wijk. Kiezels, opgedroogde modder, sporen, mineralen, ... Dit is mijn opslagplaats ex situ.

Ik ga er vandaag de site wel mee contamineren. Of niet? Want het materiaal is van dezelfde plek afkomstig. Dit zou ik moeten navragen bij Inger Woltinge, de archeologe die me eerder ook hielp bij het kritische bekijken van mijn eigen onderzoeksacties.


Diezelfde zolen duwen stevig op de trappers van mijn nieuwe tweedehands fiets. Geen wandeltocht meer. En het valt me meteen op dat ik aan heel wat voorbij ga op weg naar het park. Andere zaken vallen dan weer des te harder op. Vandaag zie ik groeven aan de tramsporen, losse kasseien, auto's, het patchwork aan asfalt.


In het park is het leeg.

Heel leeg. Er is geen mens, geen hond, geen duif, geen gekras van jonge kraaien, zelfs geen sluikstort aan de bank. Enkel het zachte geritsel van regen op mijn kap en de bibberende pluisjes van de populieren in de wind.

Ik vraag me af hoe dat komt. Komt dit enkel door de regen? De weerbots van het mooie weer gisteren zal niet enkel mijn gemoed bepalen. Is het omdat het de laatste dag van de paasvakantie is? Ik heb geen idee. Vooral de afwezigheid van de duiven me op. Want zonder honden hebben zij nu heel het park voor zich.


Wanneer ik mijn Tai-Chi oefeningen begin en tijdens de opwarming mijn hoofd ondersteboven houd, hoop ik dat ik de man met de hond zal zien naderen. Het pad blijft leeg. Hoe traag ik de beweging ook uitvoer.


Ik voel dat het moeilijk is de bewegingen groot en wijd uit te voeren. Met turende ogen speur ik de torens af om te zoeken naar mensen die zich naar het park richten. De afstand tussen de torens en mezelf is groot, ik bespeur niemand. Voor wie dans ik vandaag?

Voor mezelf?

Voor de omgeving?

Voor de populieren?


Ik doe heel erg mijn best om mijn bewegingen te laten samenvallen met de omgeving. Met mijn armen probeer ik de lijnen in het park weer te geven. Paden, banken, bomen, de cirkelende wolk waterdamp die uit de schouw van het warmtenet komt. Mijn lichaam volgt.

De kiezels knarsen, de lijnen in het pad worden opgevuld met zanderig water en verdwijnen bijna meteen.

Het grijze wolkendek blijft leeg. Ik kijk naar de dakrand, maar zie geen duiven.

En dan zie ik de man met de hond, met zijn schouders opgetrokken en de leiband van de hond stevig in handen. Hij neemt een binnenweg en verdwijnt onmiddellijk terug tussen de gebouwen, uit het zicht.

We begroeten elkaar niet vandaag. We bevragen elkaar niet.

Hij was zo snel weer verdwenen. Zijn verschijning en verdwijning vonden plaats in de tijdspanne van een draaibeweging van mijn lichaam.


In de verte zie ik wel andere wandelaars. Ze wandelen traag.

De honden trekken niet aan de leiband, ze blaffen niet om losgelaten te worden.

Er wordt niet gespeeld.

Ik draai me om en zie het licht branden bij Mevrouw W. Er zit geen silhouet aan het raam, of ik kan het niet onderscheiden. Daar komt de twijfel weer. Wat is echt en wat is mijn beleving, mijn interpretatie? Hoeveel van het onderzoek heb ik me ingebeeld?

Stel je voor dat ik een conclusie heb geschreven op zaken die in werkelijkheid nooit hebben plaatsgevonden... Ben ik een soort Don Quichotte die tegen haar eigen windmolens vecht?

Ik ben hier heel erg goed in, alles terug opnieuw in vraag stellen. Afgelopen week heb ik mijn analyse terug tot bronnen verhouden. Omdat ik het zelfvertrouwen niet vond om te leunen op mijn eerdere bevindingen.

In plaats van een conclusie te schrijven, heb ik een hele nieuwe uiteenzetting gedaan. Hetzelfde onderzoek opnieuw maar dan vanuit literatuur en andere bronnen. Heb ik nog andere data gevonden door die extra studieronde?

Nee, mijn data werden bevestigd. Maar die bevestiging had ik dan blijkbaar toch nodig.

Daarna lukte het me gemakkelijker om aan een conclusie te beginnen.

Maar hier in de wijk, ligt geen literatuur. De bronnen in de wijk zijn de mensen in de wijk. Zij zijn de auteurs. En ik merk dus dat ik eenzelfde onzekerheid ervaar wanneer ik me niet kan verhouden tot die hen.

Maar laat ik niet in de val lopen en weer een extra rondje uiteenzetting beginnen.


Er vliegt een duif over. Sierlijk, zonder beweging met haar vleugels. Alsof ze mijn houding aanneemt. Ik sta net voorover gebogen met het gewicht op mijn voorste gebogen been. Mijn armen achterwaarts uitgestrekt. Ze zweeft rechts van me voorbij en landt aan de andere kant van het pad. In haar kielzog komen de andere duiven aangevlogen. Ze landen op een viertal meter van me vandaan.

Ik hoor het gekir.

Met hun gestroomlijnde lichamen groeperen ze zich en lopen het pad op. Ze bekijken me.

Ik bekijk hen.


Het voelt als een geruststelling. De duiven zijn er terug. Ze vliegen op, cirkelen rond en nemen plaats op de dakrand.

Een andere groep duiven vliegt over en landt in de verte. En pas dan valt het me op dat het is gestopt met regenen.


Ik denk aan Mevrouw W., zij heeft vandaag dan toch de duiven om naar te kijken. Hun bewegingen inspireren haar.

Het voelt logisch.

Mensen zouden aandachtiger dienen te kijken naar de duiven. Ze zouden schoonheid zien. Hoe ze dansen, hoe ze samen bewegen, hoe ze een groep vormen die plaatsneemt op het pad om te kijken.

En ik, ik laat het vandaag aan de duiven.

Ik heb vertrouwen in hen.





24 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page