top of page
Zoeken

het hoofd bieden



9° en een waterachtige zon.

Meer verlang ik niet. Het voelt nu al als een prachtige dag.

Maar net op tijd, sluit ik de garagepoort achter me. Ik heb heel lang getwijfeld over welke schoenen ik zou dragen.

Het is van 23 oktober geleden dat ik mijn lichte basketschoenen heb gedragen. En de zon maakt me optimistisch. Dus lijkt het me het gepaste moment om van schoeisel te veranderen. Mijn zware, met slijk beklede, bottines blijven op het rek staan.


De lente hangt in de lucht. Er zijn veel wandelaars in het park.

In de verste verte zie ik de man met de hond het park betreden. Het weten dat ik hem vandaag waarschijnlijk ontmoet verwarmt mijn gemoed.

De Wadi's staan onderwater. Nieuwe grasachtige planten priemen door het wateroppervlak.

De duiven vliegen over en strijken neer op het gras. Een besmeurde witte poedel snuffelt aan mijn been wanneer ik mijn telefoon met een elastiek aan de stam van een van de bomen hang.


Wanneer ik me omdraai zie ik mevrouw W. aan haar open raam zitten. Een van haar dochters staat in het tuintje. Ik ben blij haar te zien en zwaai haar toe. Maar dit voelt niet als 'voldoende' aan. Dus trek ik mijn muts af mijn hoofd en ren over het grasveld naar hen toe. 'Hoe gaat het met u?' vraag ik haar en haar dochter.

'Ja, dat gaat wel.'

We hebben een kort praatje over de nakende lente die officieel over twee dagen zou beginnen en die nu duidelijk in de lucht hangt.

'Ik ben soms een beetje te laat geweest.' zegt mevrouw W. plots.

Ik moet even nadenken over wat ze bedoelt. Ze merkt dit op. 'Ik was soms een beetje te laat met kijken, en dan heb ik je net gemist.'

'Oh, maar dat kan toch geen kwaad?' 'Ja, maar...' Mevrouw W. prevelt zachtjes het vervolg van de zin, maar ik kan het niet verstaan. Ik zie dat ze haar schouders optrekt en haar wangen een beetje opblaast.

Haar dochter blijkt het ook niet te verstaan.

We lachen het met ons drieën weg, het is niet erg.

'Ga nu maar verder doen' zegt mevrouw W. dan. Ze wijst met haar hand naar het plekje aan de bank.

'Ja, ik zal er eens aan beginnen se!'

We zwaaien naar elkaar en ik ren het grasveldje terug over.


Wanneer ik me in de startpositie zet om de Tai-Chi oefeningen te beginnen, denk ik aan wat mijn leraar me vertelde. Je aangezicht is naar het noorden gericht.

Ik probeer me dus te verbeelden waar het noorden licht wanneer ik op deze plek sta. Meestal lukt het me wel om dit enigszins correct aan te voelen.


Een inwendig kompas, of een extra aanvoelend zintuig?

Het is in ieder geval iets dat ik inzet wanneer ik me hier door de wijk beweeg. En waarschijnlijk zet ik het onbewust al heel mijn leven in. Het is wat mensen soms het zesde zintuig noemen. Waarmee je iets kan aanvoelen wat anderen niet meteen zien, horen, ruiken, voelen of proeven. En toch is het iets fysiek, een fysieke gewaarwording.

Na wat ik vorige week schreef over mijn onderzoek, ben ik op zoek gegaan naar een verklaring. Wat hebben duiven en ik gemeen? Wat heb ik ontwikkeld wanneer ik als ballerina deel uitmaakte van het corps de ballet? Hoe kunnen dansers voelen dat ze samen bewegen, in een perfect afgemeten geometrische vorm?


Magnetoreceptoren.*

Deze receptoren in het lichaam, stellen ons in staat om veranderingen in het magnetische veld te detecteren. Zo kunnen we op 'gevoel' richting en geografische breedte inschatten.

Bij dieren was deze 'magneetzin' al langer vastgesteld. Bij vogels, vissen, insecten, slakken en platwormen, hebben wetenschappers dit al onderzocht. En specifiek bij duiven is een kleine regio in de schedel gevonden met een grote dichtheid aan zenuwen met daarin biologisch magnetiet.

Mensen hebben een gelijksoortige regio met magnetiet in het zeefbeen van de neus. Wetenschappers beschouwen dit als bewijs dat 'magneetzin' dus ook bij mensen aanwezig is. En misschien zijn er mensen bij wie dit sterker is ontwikkeld dan bij anderen? Hoogstwaarschijnlijk kan je die vaardigheid dus ook ontwikkelen. Of er op zijn minst aandacht aan besteden.


Wat kan je nog met een goed ontwikkelde magnetoreceptie? Je voelt dingen aan. Je kan dingen tot elkaar laten verhouden, andere standpunten innemen en aanvoelen hoe dat dan zou 'kunnen zijn'.

Het dingen tegenover elkaar laten verhouden kan je beschouwen als compositie, of choreografie als het bewegende dingen zijn. Compositie van beelden, klanken, lichamen, vormen, licht, geluid, moleculen, ... Zouden kunstenaars mensen kunnen zijn die voorzien zijn van een grote hoeveelheid magnetiet in het zeefbeen?

Ik laat het los...


M. komt voorbij gewandeld op een ander pad. We lachen naar elkaar en zwaaien. Ze draait het pad op waar ik sta. Ze draagt een vrolijke gele jas. We omhelzen elkaar. Ook M. praat over het weer en de seizoenen. Zij ziet de belofte aan de lente in de bomen.

Ze vraagt of ik geen tijd heb voor een tasje koffie. Ik excuseer mezelf, want ik wil nu eerst dansen en dan wil ik wat ik heb waargenomen opschrijven.

De man met hond komt aangewandeld. En plots staan we met ons drieën op het pad. Ik benoem onze aanwezigheid. De man met de hond voelt zich even te veel, hij maakt aanstalten om verder te wandelen. M. voelt dit aan en zegt dat ze snel weer door moet, want er wacht bezoek bij haar thuis. M. is ook kunstenaar, misschien heeft zij ook een goede magnetoreceptie. De man met de hond blijft dan toch nog even staan. Ik vraag hem of hij al meer nieuws heeft over de kleinzoon. 'Nee, pas dinsdag.' 'Dat is dan nog efkes bang afwachten?'

'Ja, maar ze zijn zelf wel hoopvol.'

'Ah, da's mooi.'

We hebben het snel over de medische wetenschap en wat er allemaal al mogelijk is.

De man gaat al een paar passen verder, maar blijft dan weer staan. Hij draait zich terug naar mij.

'Als g'ier volgende week staat, dan kan ik het u vertellen.' Ik zie lichtjes in zijn ogen. Ook hij heeft hoop.

'Awel, da's goe' zeg ik.

En ik meen wat ik zeg. Wat het verdict ook zal zijn.

Ik zal luisteren naar wat hij me wil vertellen.

'Prettig weekend he' roept hij me toe wanneer hij zich terug met het lichaam naar de noordelijke richting draait om het pad af te wandelen. De hond leidt hem terug naar huis.


Ik ga terug staan en probeer mijn eigen lichaam te bevoelen van binnenuit.

Mijn nek doet pijn vandaag. Ik krijg het hoofd maar met moeite naar rechts gekanteld.

Ook mijn rechter schouder is stijf.

Ik besluit om de bewegingen die ik vandaag maak, vanuit het hoofd te laten starten.

Het voelt als een zeer bruikbare metafoor. Ik bied het hoofd aan mijn lichaam en diens ongemak. Maar niet enkel aan mijn lichaam, maar ook aan de omgeving waar mijn lichaam nu deel van uitmaakt.

Ik bied het hoofd aan het ongemak van de omgeving. En ik bied het hoofd aan mogelijke acties en reacties die het ongemak van de omgeving en wie daar deel van uitmaakt mee op zou kunnen vangen.


Vijf minuten geleden heb ik kunnen zien en ervaren hoe ongemak kan gedragen worden door de aanwezigheid van en bij elkaar.

Aanwezig zijn, aandachtig zijn, aandacht schenken aan, mede-voeler zijn.

Deze wijk en de doodsheid die haar bewoners ervaren kan mee het hoofd worden geboden wanneer wij Antwerpenaren hen vullen met onze aanwezigheid.

En dan heb ik het niet over het soort aanwezigheid waar mevrouw W. en haar dochter terecht een punt van maakten in een eerder gesprek. Niet het soort aanwezigheid dat wijst met de vinger, dat vanop afstand bespreekt.

Maar een empathische aanwezigheid die mee durft te voelen door zich te verbinden. Kom wandelen, kom zitten, kom en maak mee deel uit van de openbare ruimte. Voel wat er wel al is, aanschouw de belofte van de lente in de bomen.

Beschouw dit stuk stad niet als een stadsdeel ex-situ. Omarm dit jonge stuk samenleving.


Na het inzetten van bewegingen ga ik even zitten op de bank. Rond me stappen de duiven op het gras en over het pad. Sommigen maken een oversteek naar de wadi. Anderen komen net voor mijn voeten tussen de kiezels van het pad naar iets eetbaar zoeken.

De duiven komen dicht bij wanneer je respectvol, ontvankelijk, empathisch en eenvoudigweg kan 'zijn'.

Een hond komt het pad op gehuppeld. De duiven vliegen in de lucht.

Ook dit is voor mij een mooie metafoor. Wat deze wijk nodig heeft is een sociaal-artistiek werker. Iemand die samen met de bewoners aan de slag gaat en alles wat ze zich kunnen verbeelden concretiseert. Maar die sociaal-artistieke werker is best geen huppelende hond. Want dan gaan de duiven vliegen. De persoon die zich geroepen voelt om met deze wijk en haar bewoners aan de slag te gaan, moet zich comfortabel voelen bij het gegeven dat die eerst duif zal dienen te worden.

Huppelen is een pas die een bepaald tempo met zich meedraagt. Een tempo die deze wijk niet verdraagt.

En laat het als sociaal-artistiek werk starten vanuit de wijk zelf, leg niets op, koester geen eigen ambitie die niet de ambitie van de bewoners zal zijn.


De bewoners kunnen het niet alleen, ik kan het niet alleen, wij kunnen het niet alleen.

De sociaal-artistiek werker kan het niet alleen, wij kunnen het niet alleen.

Woonhaven kan het niet alleen, wij kunnen het niet alleen.

Triple Living kan het niet alleen, wij kunnen het niet alleen.

Circuit kan het niet alleen, wij kunnen het niet alleen.

De wij(k) kan het niet alleen.

Kunnen we het samen?

Zoals de wadi vol staat met overvloedig water waardoor nieuwe flora zich kan ontwikkelen op haar eigen tempo, zo heeft deze wijk en alle bovengenoemde actoren overvloedige steun nodig vanuit het beleidsniveau van de Stad Antwerpen om zich verder te ontwikkelen en het hoofd te bieden aan alle uitdagingen.


Pas dan doen we het samen.





*Magnetoreceptor:


Zintuigen:



25 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

留言


Post: Blog2_Post
bottom of page