top of page
Zoeken

fijne feesten!


9°, dat is niet erg koud.

In principe is dat zelfs 16° verschil met vorige week. Er wordt regen voorspeld en ik twijfel of ik mijn regenjas zou aandoen, of de jas van mijn dochter. Die is niet tegen de regen bestand, maar wanneer het droog blijft, wel lekker warm. En gezellig. Dat moet ik toegeven. Hij ruikt naar haar, hierdoor lijkt ze wel heel dichtbij.

Er wordt zo vaak regen voorspeld, bedenk ik me.

Het wordt de warme jas.

Ik ga voor de gezelligheid vandaag.


Wanneer ik naar de wijk fiets, is het nog een beetje donker.

Je voelt de laatste aanwezigheid van de nacht. Erg weinig ramen zijn gevuld met licht. Het is Kerstdag.

Gisteren was het Kerstavond. Dat betekent dat een aanzienlijk deel van de bewoners nog zou kunnen slapen. En zo voelt het ook.


Ik zet mijn fiets tegen de lantaarnpaal en wandel verder naar het plekje aan de bank.

De grasvelden zijn weer gevuld met water. Grote plassen, het lijken wel kleine poelen. Er zitten grote groepen meeuwen in de plassen. Ik zoek naar de duiven die door het water en de andere vogels verdreven zijn. De grootste groep zit naast het water.


Ook bij Mevrouw W. is het licht nog gedoofd. Ik beeld me in dat ze nog slaapt en ik hoop dat ze gisteren een fijne Kerstavond heeft gehad. De man met de hond is niet te bespeuren. En het valt me op dat er eigen geen enkele wandelaar, jogger of hond door het park loopt.

Waar ik voorheen een beetje teleurgesteld zou zijn wanneer er niemand is om mijn aanwezigheid met te delen, voel ik nu een soort rust. Berusting? Ik heb er alle vertrouwen in dat er binnen een korte tijd wel mensen over de paden en door de straten wandelen. Want inmiddels weet ik dat deze wijk wel degelijk leeft.

Mijn gedachten gaan terug naar het zinnetje 'Mijn aanwezigheid delen met...' Je zou het kunnen interpreteren alsof ik wat verwaand ben.

Alsof iemand zit te wachten op mijn aanwezigheid. Maar zo bedoel ik het niet.

Het is bijna het tegenovergestelde zelfs. Mijn lichaam is daar ter plaatse en heeft mijn geest in zich. Het lichaam draagt de geest. Ik sta daar.

Maar ik ben eigenlijk niets zonder de ander. Zonder de wandelaar.

Zonder de hond die uitgelaten wil worden. Zonder de jogger die zijn hartslag omhoog wil duwen. Want het is in het verhouden van mijn lichaam tot een ander lichaam, dat mijn geest zich ook verhoudt tegenover het andere lichaam en een andere geest. En ik vraag me af of mijn onderzoek mijn onderzoek nog zou kunnen zijn wanneer ik geen andere lichamen had om me toe te verhouden. Dan zou ik me verhouden tot het park, de paden, de gebouwen en de moleculen. Het zou een heel ander onderzoek zijn.


Het doet me denken aan het gesprek van vorige week, met I., de archeologe. Zij onderzoekt (in) onroerend erfgoed.

Moest ik mijn onderzoek toespitsen op het landschap en de gebouwen, dan zou ik ook onroerend erfgoed bestuderen.

Ook al is de wijk gloednieuw, dan nog kan je het wel onderzoeken. En wanneer de tijd verstrijkt zal blijken wat onder erfgoed zou kunnen worden verstaan.

Daar zou ik echt wel vrede mee kunnen nemen.

Er bestaat ook onderzoek naar roerend erfgoed. Dat wat je in musea kan bekijken, wat gemakkelijk verplaatsbaar is. Het lijkt me al iets moeilijk om me in de openbare ruimte te verhouden tot deze materie.

Dan zou ik me kunnen verhouden tot de bank, de vuilnisbak of de lantaarnpaal.

Het kan. Maar het maakt me niet echt warm. Tenzij ik de pissebed, de kiezel en de duiven ook als roerend erfgoed mag beschouwen. Maar dan denk ik weer aan het verschil tussen insitu en exsitu.

Ik zou de duiven niet exsitu willen bewaren in een museum. En dan bestaat er nog onderzoek in immaterieel erfgoed. Dat onderzoek gaat over niet tastbaar erfgoed. Ik denk dan aan feesten, gebruiken, verhalen, ...

Als ik naar mijn onderzoek kijk, dan valt dat voor mezelf in dit vakje.

Op de site van de Vlaamse Gemeenschap* lees ik dat immaterieel erfgoed en roerend erfgoed onder de koepel cultureel erfgoed zitten. Het is geen slechte term, waaronder ik kan schuilen, bedenk ik me.

Kerstmis en Kerstfeesten kunnen we ook onder de noemer immaterieel erfgoed zetten. Het later ontwaken op Kerstdag of het gevoel alleen op de wereld te zijn wanneer je toch vroeg zou opstaan ook. Kerstbomen versieren, aardappelkroketjes eten, wenskaarten in de brievenbus steken, een ovenwant verbranden, een glas wijn omstoten op het nieuwe tafelkleed, pakjes inpakken of -uitpakken, ...

Allemaal immaterieel erfgoed, volgens mij.


Het licht bij Mevrouw W. gaat aan. Even later zie ik haar naar me wuiven. Ik word daar zo blij van. Dit is ook immaterieel erfgoed, wuiven naar elkaar. Een glimlach uitwisselen, samen aanwezig zijn. Ook al is het op een zekere afstand en met een pad en een raam tussen. Je bent toch blij met elkaars aanwezigheid. Ik wuif terug en steek mijn duim omhoog om haar te vragen of alles oké is met haar. Er verschijnt geen duim terug, maar ze blijft wel kijken. Ik besluit om na het dansen even langs haar raam te passeren. Misschien, als ze er nog zou zitten, kan ik vragen hoe het met haar gaat en haar een prettige Kerst wensen.


Met het ontwaken van Mevrouw W. ontwaakt het park. Er komen joggers op me af. Een man met een boodschappentas gaat in de supermarkt, die ook op zondag open is, nog wat zaken halen.

En wat verder weg zie ik de man met de hond. Hij komt het pad op gewandeld. Veel later dan anders.

Het regent. Wat begon als een paar miezerige druppels, eindigt in vette en natte spetters op de grond en op de jas van mijn dochter. Dus toch, regen.

Ik dans nog even verder tot de man met de hond aan de bank staat. We hebben een korte conversatie terwijl ik alles terug in mijn tas steek. Mijn telefoon waar ik de danssessies steeds mee opneem, mijn waterfles, mijn handschoenen die ondertussen toch kletsnat zijn. Hij heeft het over de regen en noemt het 'geen Kerstweer'.

Ik wandel met hem mee over het pad.

Hij vraagt of ik gisteren Kerst heb gevierd. Ik vraag hem of hij een fijne avond heeft gehad. Jammer genoeg is hij niet naar het Kerstfeest kunnen gaan, want hij heeft een luchtwegeninfectie. Ik vertel hem dat ik dat erg jammer vind om te horen. Hij haalt de schouders op en zegt dat er nog wel Kerstmissen zullen komen. En een lichte tristesse (droefheid) overvalt me wanneer ik de ogen van de man iets beter bekijk. Hij heeft kringen onder de ogen en zijn gelaatskleur is inderdaad wat grauwer. Ik wens het hem toe, nog veel Kerstmissen. Ik wens van ganser harte dat hij nog veel feesten mag aftrappen.

'Tot volgende week misschien?' vraagt hij.

'Sowieso' antwoord ik en ik streel even over het hoofd van de hond.

En dan vraag ik hem waar hij nou eigenlijk ergens woont in de wijk. Zonder aarzelen vertelt hij in welk gebouw en op welke verdieping. Zelfs het huisnummer vertelt hij me. En zo neem ik me voor dat, wanneer ik hem op een zondag niet zou treffen met de hond, dat ik dan ook een moment zal nemen om voor zijn gebouw plaats te nemen en een korte dans zal doen. We wensen elkaar 'het beste', zoals we dat hier in Antwerpen doen wanneer je afscheid neemt voor een korte tijd. Een tijd die langer is dan enkele dagen, maar met een zekere waarschijnlijkheid korter is dan een maand.


Ik wandel voorbij het raam van Mevrouw W. Zij zit met twee andere mensen aan de eettafel en dat maakt me blij.

Ik wandel verder om nog enkele kerstkaartjes in de brievenbussen te steken van de deelnemers aan mijn onderzoek. Met de fiets aan de hand vertrek ik uit de wijk. Inmiddels heeft de regen mijn huid bereikt. De jas van mijn dochter verliest zijn gezelligheid. Snel naar huis...


Zou dansen voor elkaar ook immaterieel erfgoed kunnen zijn?








16 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page