top of page
Zoeken

een archeoloog met een potlood



Het is 1° wanneer ik op het plekje aan de bank kom. Ik ben iets later dan voorzien. Dat komt omdat ik lang twijfelde over welke jas ik zou aandoen. Vorig jaar twijfelde ik vaak over mijn schoenen. Dit jaar over de jas. Omdat de ondergrond een bepaald soort schoeisel vraagt, kan daar al geen twijfel over bestaan. In de jassen die ik vorig jaar droeg, voel ik me niet altijd vrij om grote bewegingen te maken. Daarvoor zijn ze iets te nauw. Vandaag trok ik, zonder te vragen, de jas van mijn dochter aan. En dat niet vragen, dat heeft tijd in beslag genomen. Twijfelen, treuzelen, overwegen ... Ze sliep nog toen ik vertrok. Ik merk dat ik heel gevoelig ben voor dit soort zaken. Eigenaarschap, zeggenschap, toestemming, ... Het voelt fundamenteel onjuist om iets te doen zonder medeweten, instemming, consensus.

Zelfs zoiets als iemand's jas gebruiken. Het gaat hem vooral, denk ik, om het gedeeld besef, het weten, het samen gezamenlijk beslissen dat de handeling die gesteld wordt een aanvaardbare handeling is.

Het is de gemeenschappelijkheid en de wederkerigheid die ik essentieel vind. Niet toevallig neemt dit me vandaag in beslag. Twee dagen geleden kreeg ik de opmerking dat mijn onderzoek in de wijk geen onderzoek is, maar een project. Ik probeer deze feedback te ontrafelen en vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer ik denk aan engagement, de band die ik opbouw met de mensen in de wijk, dan zou ik dit als een project kunnen beschouwen. Maar heeft een project niet veel meer nodig om een project te kunnen zijn? Doelstellingen, effecten, deadlines, afspraken en richtlijnen, .... Dat heeft dit onderzoek niet. Pas op, het onderzoek kan een effect uitlokken, maar dat is niet het doel van het onderzoek. Mijn onderzoeksvraag is voorlopig nog steeds 'Hoe kan de kunstenaar het lichaam inzetten om de sociale cohesie in de stad te bevorderen?' En ik merk dat deze vraag inderdaad een potentieel project in zich draagt. Het gevaar schuilt er in dat je dit als kunstenaar ook gaat willen 'doen'. Je kan gaan proberen die sociale cohesie te doen ontwikkelen. Dan ga je het lichaam hiervoor instrumentaliseren. Bijvoorbeeld door danssessies te houden, tai-chi bijeenkomsten te organiseren, eten en drinken te voorzien, ... Door mensen bij elkaar brengen zodat ze elkaar leren kennen. Dan, geloof ik, is het een project. En toegegeven, een heel mooi project. Het soort project dat ik na de opleiding mogelijks zou willen opstarten. Maar niet nu en niet helemaal op die manier. Nu probeer ik te onderzoeken en mijn onderzoek gaat na, probeert te zoeken, te bekijken en kan enkel blootleggen wat er al is. In die zin voel ik me op dit moment meer een archeoloog en leg ik verborgen structuren bloot. Het netwerk, het rizoom, de actoren, de bewoners zijn er al. Ik breng hen niet in contact met elkaar. Ze zijn al geconnecteerd, door de wijk, door hun bewegingsbanen, door de supermarkt, door de honden die uitgelaten dienen te worden, door onnoemelijk veel kleine en grote zaken.

Er liggen kansen, maar die zijn al aanwezig. Ik creëer geen nieuwe kansen, daar waar er nog geen bestaan. Het doet me denken aan het soort stip-tekeningen die ik als kind al heel opwindend vond. Je hebt 100 stippen op een blad. En wanneer je aandachtig en zorgvuldig je potlood op punt 1 zet en dan van punt 1 vertrekt, op weg langs 2, 3, ... 99 passeert om bij 100 uit te komen, openbaart zich een figuur. Die tekening ligt daar al, in die structuur van punten en nog-onzichtbare lijnen. Datzelfde doet zich voor met de sociale cohesie in de wijk. De punten en lijnen liggen daar al. Ik zet ze niet op een wit blad. Door zorgvuldig en aandachtig van punt naar punt te gaan, de weg onderzoekend, en steeds stil te staan bij mijn handelen en mijn richting, openbaart zich het netwerk dat daar al aanwezig is. Het wordt me aangereikt door de bewoners en andere actoren. Niet andersom. En dit vind ik een zeer belangrijk verschil. Ik zou het echt geen fijne gedachte vinden dat ik dus iets zou opleggen van bovenaf. Dat ik als buitenstaander een netwerk en een werking zou starten zonder dat deze vanuit de bewoners zelf worden gegenereerd. Dat is zoals archeologisch veldwerk door Sinterklaas. Strooigoed, geen vondsten. Dan zou het voelen zoals een jas gebruiken zonder daar een gemeenschappelijk gedragen aanvaarding voor te voelen. Dat werkt niet voor mij. Wat wel is, is dat ik de bewoners graag zie.

Ik leer ze kennen, ik praat met ze en ja, we komen in verbinding met elkaar. Het woord 'engagement' sprak ik uit toen er mij geadviseerd werd om even afstand en tijd te nemen om alles terug te overschouwen. Maar ik kom nu pas bij mensen thuis. Ik land pas als alien in de wijk. Als nieuwe duif kom ik nog maar net aan in de troep op het grasveld. En nu ik eindelijk mag meevliegen om de structuren te ontdekken, wil ik geen afstand nemen om terug van verder, hoger bovenaf te kijken. Dat bedoel ik met engagement. Mensen ontvangen en verwachten me ook. Omdat ze willen delen, omdat ze willen tonen, omdat ze me een potlood in mijn hand willen duwen. 'Engagement' is een gevaarlijk woord dat zich gemakkelijk laat linken aan het woord 'project'. Maar daar zit ook de crux. Meestal is er geen echt diep-menselijk engagement bij een project. Want projecten zijn al te vaak tijdelijk en oppervlakkig, dienen meestal om iets te transformeren, worden van buitenaf opgezet en op een doelgroep gepast. En weet je, het past dan vaak net niet goed genoeg. Een onderzoek gaat veel dieper en vindt snijvlakken, ongemakken en leegtes. Het is de kunst om die dan ook te laten bestaan. Je hoeft niet alles op te vullen. Dat werkt niet. Wat je wel kan doen is ze benoemen. Je mag de stippen niet van plaats gaan verwisselen omdat jij denkt dat dat beter voor ze is. Enkel wanneer het netwerk zelf vindt dat het tijd is voor een nieuwe tekening, zullen de stippen van positie veranderen. Dat is niet mijn werk, dat is hun werk.

Misschien moet ik mijn onderzoeksvraag wel aanpassen naar: 'Hoe kan de kunstenaar het lichaam inzetten om potentiële sociale netwerken te onthullen binnen een nieuw-stedelijke context?' Ik laat het even hierbij. Terug naar de plek aan de bank.

Mevrouw W. zie ik niet. Ik kan dus ook niet naar haar wuiven en ik merk dat ik dat jammer vind. De duiven vliegen wel in grote stromen en golvende spiralen over het grasveld. Op deze manier voel ik de aanwezigheid van Mevrouw W. toch ook nog een beetje. Want misschien kijkt ze vandaag niet naar mijn bewegingen, maar valt het haar later vandaag wel op hoe zeer de duiven hun best doen om zo mooi mogelijk voor haar te dansen. Ik hoop het voor haar. En ik blijf niet lang alleen vandaag, want Meneer M. komt met de fiets voorbij. Meneer M. heb ik afgelopen week gesproken. Het was een wonderlijk gesprek over kunst, spiritualiteit en de samenleving.

Ook over gemeenschappelijkheid en verbondenheid. Het was nog licht toen ik zijn woning binnenging in één van de gebouwen van Woonhaven. Maar het was al donker toen ik er weer buiten stapte met een hoofd en lichaam vol informatie. Iedereen die met een stereotiep beeld opgeschept zit over mensen die in sociale woningen wonen, zouden eens een half uurtje met Meneer M. moeten praten. Hun beeld zou mogelijks wel eens stevig aangepast kunnen worden.

Ik werd tijdens het gesprek ook op mijn eigen aannames en vooroordelen gewezen. Heerlijk!

Het is niet enkel de structuur binnen de wijk die zich stilletjes aan bloot geeft. Het is ook mijn eigen structuur die zich toont, met alle mankementen van dien.

Vandaag rijdt Meneer M. het pad op om eens te kijken waar ik dans op zondag. Ik herken hem pas laat. Iedereen is zo goed ingeduffeld tegen de koude. Het enige dat je nog kan herkennen zijn neuzen, ogen en wenkbrauwen. En hij vertelt me dat hij ook goed moest kijken waar ik was. Ondanks felrode muts. Maar hier treffen we elkaar dus, in het park. En veel meer is er niet nodig. Een stip, een fiets, een stip.

Wanneer Meneer M. wegrijdt, komt de man met de hond het pad al weer op. Eerst houden we een kort praatje over de temperatuur. Daarna vraagt hij of ik ook klassiek ballet dans. Deze vraag verrast me, voel ik. Al weet ik nu nog niet hoe dat komt. Hij vertelt dat hij vorige week klassieke bewegingen had herkend toen ik danste op zondag. Ik zeg dat ik inderdaad ook klassiek ballet dans. Hij vraagt of ik ooit ergens bij een gezelschap heb gedanst. Bij mijn positieve antwoord zie ik zijn ogen oplichten. Zijn schoonzus heeft daar ook gedanst. Het blijkt de lerares Jazz dans te zijn van de opleiding die ik 30 jaar geleden heb gevolgd. Zij heeft inderdaad ook bij datzelfde gezelschap gedanst. Ik vraag hem om haar mijn warmste groeten over te brengen.

(Ze zal wel lachen als ze hoort dat ik nu in een park dans. En hoogstwaarschijnlijk zal ze niet eens verbaasd zijn.)


Na de sessie loop ik even een rondje door de wijk. Dit helpt om te observeren of ik de omgeving ook door andere ogen begin te bekijken. Mijn perspectief op de buurt verandert voortdurend. En dat is wat me fascineert, me uitdaagt, me blijft boeien. In deze schijnbare grijze eenheidsworst aan hedendaagse woonarchitectuur en ruimtelijke ordening, leeft een ongelooflijke verscheidenheid aan kleur, kennis en levenservaring. En tijdens de wandeling herken ik plots een bepaalde geur. Het is de mengeling van Tandil waspoeder en sigarettenrook. Deze geur ken ik al lang. Nog véél langer dan dat ik de lerares Jazz dans ken. Wanneer ik voorbij de geur stap en mijn fiets neem, krijg ik nog een kort boomapplaus van de laatste populieren met groene blaadjes.

'Dank u' zeg ik en ik maak een diepe buiging. Kijk zo klein is de wereld, de stad en de wijk. De tekening ligt er al... Ik verbind de punten niet, ik maak de lijnen zichtbaar.


Dit is geen project.



24 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page