top of page
Zoeken

corps de ballet


Het regent. De temperatuur is 7°. De lucht is grijs en dik. Niets spreekt vrolijkheid. Er is geen man met de hond. Misschien is het weer te guur voor de wandeling?

En toch merk ik dat ik snel mijn jas en handschoenen uitdoe wanneer ik aankom op de plek aan de bank. Misschien komt het door Mevrouw W. Ze begroet me vanuit haar appartement. We wuiven naar elkaar. Ik voel de grote glimlach op mijn gezicht. En de warmte van de begroeting en de erkenning verwarmt ook mijn lichaam. Mevrouw W. heb ik afgelopen week leren kennen. We hadden een heel fijn en openhartig gesprek. Over de wijk en over het leven. Gesprekken zorgen doorgaans voor verbinding. Je hebt oppervlakkige gesprekken. Die zorgen voor een oppervlakkige verbinding, contact. En je hebt gesprekken die dieper liggen, die langer resoneren en die meer als een omarming voelen. Wanneer je die ervaart ontstaat er niet enkel een contact, maar een connectie. Het is het leggen van die connecties, het durven aangaan van verbindingen, dat me fascineert.

Want wat gebeurt er nu binnenin? Ik sta hier niet meer alleen. We zijn hier samen. Ik beweeg en dans voor Mevrouw W. En zo beweeg en dans ik met Mevrouw W. haar aanwezigheid. En met haar gezin en haar thuis en haar wijk en .... Dat is de connectie die ik als kunstenaar aanga met de toeschouwer. En het is exact waarom ik ooit ben beginnen dansen.

'Mag ik voor je dansen?' Het was de vraag die ik als klein meisje van 6 stelde aan mensen op het terras van een plaatselijk café, wanneer er een jazz-bandje vrolijke muziek speelde. En hup, daar gebeurde het, intuïtief. De impact van de muziek op mijn lichaam vertaalde zich naar een uiting gericht naar de toeschouwers. En de toeschouwers ontvingen, verwerkten en gaven hun interpretatie terug. In een blik, in het ritmisch meeklappen van de handen, in een glimlach of een schaterlach. En daar ontstond de dialoog, het gesprek en het contact. Het contact toen was eerder oppervlakkig en vluchtig. Wanneer de muziek stopte met spelen en het glazen bier op waren, gingen toeschouwers naar huis. Het was niet niet veel anders dan wat ik later kon ervaren in het theater. Maar vandaag, hier in het park van de wijk, voelt het niet hetzelfde. Hier voelt het contact als een connectie. Het voorzichtig en zorgvuldig verbreden van het weefsel, het vlechtwerk start hier.

Een rizoom onder de wijk.

De blaadjes aan de bomen langs het pad ritselen in de wind. Ik zie het niet gebeuren, maar hoor het achter mijn rug. Komt er een fietser naar me toe rijden? Zo klinkt het een beetje. Maar het geluid wordt niet luider. Ik voel het zuchtje koude wind langs mijn wang strijken en dan daagt het me pas. Het gekletter lijkt nu zelfs een beetje op een piep klein applaus. Een boom-applaus... Het doet me glimlachen.


Duiven vliegen over. In het gesprek eerder deze week vertelde Mevrouw W. me over hoe ze naar de duiven boven het park kijkt. Ze verwondert zich over hun vlucht en hun synchrone bewegingen in grote groepen. Hoe weten ze waar ze heen moeten? Wie neemt de leiding? Hoe voelen ze dat aan? Hebben ze een zintuig dat wij niet hebben? Of hebben we het nog niet voldoende ontwikkeld? Of hebben we het wel, maar zetten we het te weinig in? Ik vertelde over hoe het is om in een corps de ballet te staan, de troep dansers in een klassieke balletvoorstelling. Zoals de grote groep zwanen in het Zwanenmeer, of de Willies is Giselle. Ik vertelde hoe je als ballerina een gevoeligheid ontwikkelt om samen te bewegen met de 19 andere dansers, synchroon en zo gelijk mogelijk. Misschien is dat vergelijkbaar met wat de duiven voelen? We zoomden uit, wat als je een stad van bovenaf zou bekijken, zou je dan ook bewegingspatronen herkennen? Zouden mensen vaker simultaan bewegen dan dat ze zouden beseffen? Hoe zou het zijn wanneer we de wijk vanuit de lucht konden bekijken? Zou er meer beweging zijn dan dat we konden vermoeden? Weer boom-applaus... En nu ik hier met mijn hoofd omlaag hang en naar het park kijk, met een omgekeerde blik, valt het me op dat de jonge bomen in nette rijen staan. In een geometrische vorm zijn ze gelijkend aan elkaar, lang, smal en soepel. De vergelijking met een corps de ballet is wederom snel gemaakt. Alles danst in de wijk. De duiven, de bomen, de wandelaars met de honden, de wapperende gordijnen aan het raam op een kier, de bewoners die boodschappen doen, naar de bakker gaan... Alleen de gebouwen niet. Die staan parmantig recht. Die deinen niet mee wanneer de wind en regen de wijk doen bewegen. Of is het een kwestie van perspectief. Als de wolken voorbij drijven door de wind, bewegen dan de wolken enkel boven de gebouwen? Of bewegen de gebouwen onder de wolken? Als je bovenop een wolk zou kunnen staan, heb je dan het gevoel dat de wolk beweegt? Of heb je het gevoel dat de wijk onder je beweegt?

Ik kijk omhoog naar de toren van M. Ook zij nam nog contact met me, via een mail. Ze stuurde me 2 foto's die ze van me had gemaakt, al dansend. Ze was dus aanwezig geweest zonder dat ik haar had opgemerkt. Ik probeer te kijken of ze misschien op haar balkon zou staan, zodat ik naar haar kan wuiven. Maar het het is moeilijk haar balkon te onderscheiden van alle andere balkons. De afstand tot mijn plekje op de grond is te groot. En nu betrap ik mezelf op iets. Vorige week bedacht ik me dat als je neerkijkt op de wijk vanuit de hoogte, dat je dan letterlijk neerkijkt. En dat dat voor een lichaam op de begane grond ook kan voelen alsof er op je neergekeken wordt. Maar wat ik nu ervaar is dat wanneer de afstand tot het lichaam boven in de toren groot is, het lichaam op de begane grond het moeilijk vindt om contact te maken. Er is een wederkerige fysieke afstand. Je hebt als mens niet steeds de neiging om omhoog te kijken. En als je naar een statig en hoog gebouw kijkt, dan wordt je gegrepen door de esthetiek en de architectuur. Je gaat ook niet meteen opzoek naar de menselijke aanwezigheid. Ik moet hier bijvoorbeeld heel veel moeite doen om M. te kunnen onderscheiden binnenin de structuur van het gebouw. Zou het kunnen dat we vanop de begane grond ons ook niet bewust zijn van het menselijke op hoogte? Richten we onze blik voldoende omhoog? Zoeken we misschien te vaak het contact en de connectie op dezelfde ooghoogte? Wanneer ik hier dans, kijk ik gemakkelijk naar de grond. Met aandacht richt ik mijn blik naar de eerste 4 verdiepingen van de gebouwen in de wijk. Maar richt ik mijn beweging en mijn aandacht ook naar verdieping 13?

Ligt daar een vooroordeel op de loer, of een vaststelling? Ik weet dat nu nog niet. En wat voor mij zo zou kunnen zijn, is voor een ander mogelijks ook weer helemaal anders.


De modder doet me uitglijden en lachen. Daar lag ik bijna, met mijn gezicht in de modder. Zoals ik ooit bij het uitvoeren van De Notenkraker op het podium plat op mijn buik lag als sneeuwvlok. Een dissonante in het geheel van de corps de ballet. Maar waar het toen voelde als een vreselijke fout en een faling, voelt het nu als een avontuur, een mogelijkheid. Want het grote verschil is, dat ik me vroeger eenzaam voelde te midden van het geheel waar ik deel van uitmaakte. Niet in connectie met de toeschouwers, maar louter in contact. En dat ik me nu wel verbonden voel met de bomen, de wijk en de mensen hier. De man met de hond zwaait me vanuit de verte toe. Hij heeft me vanop een verre afstand herkend. Ik zwaai terug en weer ervaar ik een warme glimlach op mijn gezicht. En ik weet bijna zeker dat hij er nu ook een ervaart.

Afstand hoeft de connectie niet per definitie in de weg te zitten...






18 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

コメント


Post: Blog2_Post
bottom of page